Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG)
3D cinema avant-la-lettre
Het Sint-Jorisretabel is een van de mooiste houtsnijwerken uit de westerse geschiedenis: een spectaculair altaarstuk van maar liefst 5 meter lang en 1.60 meter hoog, met meer dan 80 piekfijn uitgewerkte figuurtjes. Dit is het meesterwerk van Jan II Borman, hét toptalent van de gelijknamige Brusselse kunstenaarsdynastie, weleens beschreven als ‘de beste beeldhouwer van zijn tijd’. Hij signeerde en dateerde het kunstwerk in 1493.
De laatgotische taferelen zijn zonder meer tijdloos en van wereldklasse. Ze grijpen de kijker aan met hun cinematografische composities, levensechte personages die bol staan van expressie en houtsnijwerk van een ongeëvenaarde virtuositeit. Als in een ‘bevroren beeld’ zijn de personages weergegeven in volle actie. In zeven scènes geeft Borman zo vorm aan het gruwelijke martelaarschap van Sint-Joris. Die wordt vanwege zijn geloof onder meer ondersteboven boven de vlammen opgehangen, geradbraakt, onthoofd…
Interdisciplinair onderzoek
In de tentoonstelling Borman en Zonen. De Beste Beeldsnijders in het Leuvense M-museum vond Emile van Binnebeke, conservator Europese beeldhouwkunst KMKG, de aanleiding om ook het topstuk van de Borman-dynastie grondig door te lichten. Daarvoor sloeg hij de handen in elkaar met Emmanuelle Mercier, experte houtsculptuur van het KIK, en haar collega’s van de labo’s. Tegelijk met het onderzoek, werd het retabel ook gerestaureerd.
Als enig gesigneerd werk van Jan II Borman, waarvan een kopie van de opdracht bewaard bleef, is het Sint-Jorisretabel dé sleutel tot inzicht in zijn creatief genie. Bovendien was het retabel al vanouds omringd met mysteries. Was het oorspronkelijk ook gepolychromeerd of van kleurschildering voorzien, zoals de andere Vlaamse retabels? In welke context kwam het tot stand? En hoe verklaar je de bizarre volgorde van de scènes, die niet overeenkomt met de legende en zelfs opent met de dood van de heilige?
Geheime verstopplaatsen
Om het altaarstuk langs alle hoeken te bestuderen en volledig te reinigen, werden alle 48 houten elementen zorgvuldig losgemaakt. Daarbij vonden dr. Emmanuelle Mercier en haar team niet alleen fragmenten die in de loop der jaren waren losgekomen, zoals vingers, oorbellen en architecturale details. Verborgen onder de gebeeldhouwde scènes troffen ze ook een biddend beeldje aan. Via koolstofonderzoek kon het worden gedateerd naar de tijd van het retabel. Allicht verstopte Borman deze ex-voto als smeekbede of dank. Bij het demonteren van het retabel vonden de restaurateurs van het KIK bovendien een stuk perkament van hun voorganger: ene ‘Sohest’ die meldt dat hij het retabel in 1835 heeft gerestaureerd.
Een verklaring voor de onlogische volgorde van de scènes werd uiteindelijk gevonden door studie van de originele houten pennen en nagels waarmee de taferelen in de kast waren vastgezet. Die kwamen immers niet overeen met de aanwezige gaten. Daaruit blijkt dat Sohest de scènes heeft gedemonteerd en om een nog onbekende reden in een andere volgorde terug geplaatst. Bij de huidige restauratie kregen ze opnieuw hun originele plaats en komt de volgorde van het narratief opnieuw overeen met het oorspronkelijke ontwerp van Jan II Borman.
Een blik op de 19de eeuw
Bij de ontdekking van het perkament van de hand van Sohest, vielen voor conservator Emile van Binnebeke (KMKG) alle puzzelstukjes in elkaar. ‘Op een ander retabel in onze collectie, dat van Wannabecq (1530), vond ik al eenzelfde blauwgrijze verf als achter de raamtraceringen in het Sint-Jorisretabel. Dat kon ik in verband brengen met een document uit 1843 waarin ene Sohest betaling vraagt voor zijn restauratiewerk aan het Wannabecq-altaarstuk. De vondst van het perkament in het Sint-Jorisretabel bevestigt nu eindelijk dat hij ook betrokken was bij die ingreep.’
Het in 1835 gedateerde perkament is bovendien verrassend, omdat werd gedacht dat het Sint-Jorisretabel pas in 1848 officieel in het Jubelpark was terechtgekomen. Bij de demontage werden ook op vier kleine vervangbeeldjes Sohest’s signatuur en het jaartal 1832 gevonden. Van Binnebeke: ’Zo krijgen we niet alleen een idee van hoe lang zijn ingreep duurde, maar leren we ook dat er al in de vroege jaren 1830, vlak na de Belgische onafhankelijkheidsstrijd, werd geïnvesteerd in het retabel. Dat werpt een nieuw licht op de ontluikende ambitie om een nationaal museum op te richten.’
De spectaculaire techniek van Borman
Emmanuelle Mercier, experte houtsculptuur (KIK): ‘Uit nauwkeurige observatie en labo-analyses bleek dat het altaarstuk, tegen de traditie in, nooit was bedekt met polychromie. Dat verklaart ineens de opmerkelijk fijne uitwerking van het hout, die zelfs onder de dunste beschildering verloren zou gaan. Jan II Borman verbaasde ons bovendien door zijn vaardigheid met complexe samenstellingen, met verschillende personages, uit één enkel blok hout te snijden. Jaarringenonderzoek wees uit dat hij werkte in het harde eikenhout uit onze streken. Allemaal blijk van uitzonderlijk talent.’
De restaurateurs verwijderden stof en vuil van de ontelbare fijne reliëfs, verlijmden de stukjes hout die in de loop der jaren in de kast waren gevallen en verstevigden kwetsbare zones die door houtworm werden aangetast. De bonte samenstelling van niet-originele, 19de-eeuwse patina’s en de zwarte laag die verschillende gezichten ontsierden, werden uitgedund en geharmonieerd. Zo komt de plasticiteit van de reliëfs weer tot zijn recht en worden alle fijne details opnieuw zichtbaar.
Politieke intriges
Het archief- en kunsthistorisch onderzoek biedt op zijn beurt begrip van het Sint-Jorisretabel. Conservator Emile van Binnebeke duidt de opdracht van het retabel, door het Leuvense Grote Gilde van de Kruisboog voor hun OLV-ginder-buiten-kapel, als een politiek spel op het hoogste niveau. Om in de gunst te komen bij Maximiliaan van Oostenrijk, overwinnaar van de opstand van de Brabantse en Vlaamse steden, vroegen ze Jan II Borman heel bewust voor het uitvoeren van de opdracht: een enorm Sint-Jorisretabel. Borman stond immers aangeschreven bij het hof en was onder meer lid van de Brusselse Rederijkerskamer ‘De Lelie’ onder de bescherming van Maximiliaan. Ook het thema werd bewust gekozen Sint-Joris was de persoonlijke beschermheilige van de aartshertog, deze zette het martelaarschap van de heilige man in voor politieke doeleinden.
Van Binnebeke: ‘Mogelijk slaagde het Grote Gilde in zijn opzet: tijdens de opstand had het niet de kant van Maximiliaan gekozen, maar het bleef toch bespaard van strafmaatregelen. Die overwinning moet bitterzoet zijn geweest. Door de opstand was de stad Leuven immers bankroet en was ook de schatkist van de Grote Gilde bijna leeg. Zo zou er na betaling van Borman geen geld zijn overgebleven om het retabel te laten polychromeren.’
Dit project werd mogelijk gemaakt dankzij de steun van het Fonds René en Karin Jonckheere
Dit project werd mogelijk gemaakt dankzij de steun van het Fonds René en Karin Jonckheere, beheerd door de Koning Boudewijnstichting. Het Fonds steunt in het bijzonder de conservatie en de restauratie van kunstwerken die van de Europese dimensie van Brussel getuigen en die in Brusselse musea worden bewaard.
Meewerken aan het erfgoedonderzoek van morgen?
Erfgoed is van iedereen. Samen zorgen we dat ook de volgende generaties ervan kunnen genieten.